Citrusvruchten
Citrusvruchten zijn ideaal om sap van te maken en bovendien zijn citrusvruchten natuurlijk heel erg gezond. Citrusvruchten hebben heel veel zon nodig om er optimaal van te kunnen genieten. Deze ideale dorstlesser is meer dan alleen maar een vitamine C bron. Citrusvruchten zijn er in verschillende vormen, maten, kleuren en smaken. Van sappig zoet tot licht bitter. Het is altijd gezonder om los fruit te eten dan de uitgeperste sap, aangezien de sap veel suikers bevat en veel minder voedingsvezels.
Soorten citrusvruchten
Er bestaan 1500 soorten citrusvruchten. De kans dat je alle soorten hebt gegeten is klein, maar de kans dat je één van deze vijf soorten hebt gegeten of gedronken is groot: citroen, mandarijn, sinaasappel, limoen en grapefruit. Ken je ook één van deze vier? Kumquat, pomelo, pompelmoes en ugli? Het meeste citrusvruchten komen uit de regio Zuidoost Azië. Sinaasappels zijn in naast mandarijnen in Nederland het meest gegeten citrusfruit. Naast vitamine C bevatten sinaasappels ook veel calcium, kalium, foliumzuur en veel voedingsvezels (4gr per 100gr)
Een stukje geschiedenis
De sinaasappel is naar China genoemd, het land van herkomst. De Arabieren namen de zure of bittere sinaasappel omstreeks de negende eeuw mee uit India. Tegen de twaalfde eeuw werd de bittere sinaasappel op grote schaal gekweekt in onder andere Afrika, Spanje en ook Palestina. De kruisvaarders vonden hem zo lekker dat ze hem meenamen naar huis. Omstreeks 1548 stuurden Portugese missionarissen vanuit het zuiden van China zaden van de zoete variant van de sinaasappel naar Europa. Na Portugal werd de zoete sinaasappel in Italië een succes en van daaruit veroverde deze zoete citrusvrucht Europa. De zoete sinaasappel bleef eerst voorbehouden aan de rijken. Zij aten de vrucht bij feestelijke gelegenheden of bij ziekte. Het duurde niet lang of enorme hoeveelheden sinaasappels werden vanuit Zuid-Europa naar Amsterdam verscheept. In de achttiende en de negentiende eeuw bezorgden Amsterdam en Hamburg sinaasappels in Noord-Europa.
Grapefruit werd in het begin ‘pomelo’ genoemd, maar dat veranderde steeds meer in de Engelse naam grapefruit. In de 17e eeuw, bracht Captain James de pompelmoes uit Polynesië naar Barbados. In Jamaica experimenteerde kwekers met deze pompelmoes door hem met de sinaasappel te kruisen. In 1837 werd voor het eerst onderscheid gemaakt tussen de pompelmoes en de grapefruit. Een volgroeide grapefruitplant wordt meestal 5 tot 6 meter hoog met witte bloemen. Een mooie sierplant waarbij men tot aan het einde van de negentiende eeuw nog weinig aandacht had voor de vruchten. Tegenwoordig is het andersom 😉
Hoe kies en koop je citrusvruchten?
Welk fruit vind je lekker? Het antwoord hierop weet je pas als je het proeft en opeet. Een aantal tips voor het selecteren en kopen van smaakvolle en sappige citrusvruchten. Ga altijd voor zware citrusvruchten! De hele lichte vruchten zijn namelijk arm aan sap en soms zelf kurkdroog. Kies dus voor zwaargewichten met een stevige schil waarbij de kleur niet uitmaakt. Limoenen en citroenen moeten erg geurig zijn en nooit gerimpeld. Een grapefruit moet voorzien zijn van een dunne, gladde schil en hij moet ook weer zwaar zijn. Deze citrusvruchten moeten stevig aanvoelen, waarbij je oplet of de schil een tikkeltje mee veert.
Hoe bewaar je citrusvruchten?
Citrusvruchten komen uit warme landen en zijn gevoelig voor lage temperaturen. Ze horen niet in de koelkast, maar op de fruitschaal of in de voorraadkast. De optimale plek om ze te bewaren is droog met een temperatuur tussen 12 en 15 C. Alle fruit rijpt onder invloed van rijpingsgassen. Als je fruit opsluit in een zak kunnen deze gassen niet ontsnappen en worden ze sneller rijp. Sluit citrusvruchten overigens niet te lang op, want door het broeien gaan ze rotten. Citrusvruchten kan je tot maximaal drie weken bewaren.
Recepten met citrusvruchten:
Geniet!
